Blog Layout

De mandarijn

Annelies Besse • dec. 08, 2021

Vieze handen

Ik zit al een uur met een mandarijn in mijn hand. Het is vrijdagmiddag, therapietijd. Vandaag is er aandacht voor mijn smetvrees: niet meer voor weglopen, maar aankijken. In dit geval betekent dat dus: een mandarijn aankijken. Ik hoor je denken: een mandarijn aankijken? Ja, okay het was de bedoeling dat ik hem zou schillen en onder de mandarijnensmurrie zou komen te zitten. Maar zover komt het niet.

 

Terwijl mij om de zoveel tijd wordt gevraagd hoe groot de drang is om mijn handen te willen wassen, wordt mij tegelijkertijd gevraagd met mijn volle aandacht in het hier en nu te blijven, bij mijn handen en bij de mandarijn die ik stuntelig met drie vingers vasthoud. Dus dat doe ik, denk ik … Maar niets is minder waar. Terwijl ik denk dat ik met mijn volle aandacht en energie bij de mandarijn ben en het gevoel dat mij dat geeft, is het tegenovergestelde waar: het is oorlog in mijn hoofd! Ik voel van alles, vooral boosheid. Boos op mezelf dat ik hier nu zit. Maar het denken overheerst: wat een geklungel, wat een gekloot, dit is toch volstrekt zinloos?! Ik kan hier nog wel drie uur zitten en dan verandert er nog steeds niets. En zo ben ik dus met van alles bezig, behalve met die mandarijn in mijn hand.

 

Na een uur en een kwartier (!) zegt mijn therapeut: “Leg die mandarijn nu maar op tafel.” Enigszins opgelucht geef ik er gehoor aan. “Is de drang om je handen te wassen net zo hoog nu de mandarijn op tafel ligt?”, vraagt ze. Ja, antwoord ik. Het maakt geen verschil. Ze vraagt me om goed bij het gevoel in mijn vingers te blijven. Mijn vingers die plakken als gevolg van de mandarijnenschil. En voor het eerst voel ik, denk ik, echt goed: ja, mijn vingers plakken. Gadverdamme! Mag ik dan nu eindelijk mijn handen wassen?

 

Nee dus, we gaan weer terug naar die mandarijn of eigenlijk naar mijn vingers. Want die mandarijn ligt inmiddels te glanzen op de tafel voor mij. Mijn therapeut doet er nog een schepje bovenop. “Hé, je raakt nu je gezicht aan met je vingers die net de mandarijn hebben vastgehouden,” hoor ik haar zeggen. “Dat is dan toch ook vies?”, voegt ze er nog aan toe. Ik probeer wat ze zegt te blokken. Want dit helpt natuurlijk niet! Maar goed, haar woorden galmen door in mijn hoofd. Na wat een eeuwigheid lijkt te duren, doe ik uiteindelijk toch wat ze vraagt. Namelijk voelen hoe mijn vingers ‘echt’ voelen. Ik wrijf ze voorzichtig en langzaam langs elkaar. Ik geloof eigenlijk niet goed wat ik voel. Ik moet zelfs een beetje lachen, want geloof het of niet, maar mijn vingers plakken minder dan daarvoor (of misschien wel minder dan ik dacht) en dus zakt mijn drang om mijn handen te willen wassen ook. Sterker nog: die drang is vanmiddag nog niet zo laag geweest, hij zakt van 10 naar 7.

 

Het is allemaal niet zo erg als mijn hoofd denkt. Mijn hoofd dat mij continu voor de gek houdt en mij wil doen blijven geloven dat ik vast moet houden aan mijn dwangmatige neiging. In dit geval de drang om mijn handen te wassen. Langzaam ontspan ik een beetje. En weer moet ik een beetje lachen. Het is een ietwat cynisch lachje, want wat zit ik nou toch met die mandarijn te ‘klootviolen’, wat een ge-eikel! Dit is toch met recht stom?! “Nee,” zegt mijn therapeut, “dat is niet stom, dat is de dwang. Dit is wat de dwang met je doet. Het neemt je in beslag en houdt je in zijn macht.” Tót het moment dat ik er met mijn volle aandacht en met mijn volle verstand bij blijf. Tót ik stop met vechten en ga voelen, in het hier en nu. Op het moment dat ik stop met vermijden, komt er dus een moment dat de dwang, de angst, minder wordt.

 

En dat geeft ruimte aan een oorverdovende stilte, een stilte die ik lang niet heb ervaren. Als er geen dwang is, wat is er dan wel? Niets. En in het begin is dat misschien nog wel enger dan die dwang en die angst. In de ontstane ruimte voel ik voor het eerst wat de dwang allemaal stuk heeft gemaakt, wat ik allemaal ben verloren. Een golf van verdriet spoelt door mij heen. Meteen is mijn eerste impuls om dat niet te willen voelen, en mijn tweede impuls om de stilte te willen opvullen met gezelschap, eten, drinken, bingewatchen. Maar als ik die laat komen én laat gaan, ontstaat er ruimte voor een stille leegte die zich langzaam vult met verdriet. Verdriet over de gemiste kansen, de verloren vriendschappen, de verloren liefde.

 

En dan realiseer ik mij: het is tijd voor mij, voor mij alleen. Ik mag die lege ruimte, míjn ruimte zelf gaan vullen in plaats van die te laten opvullen door al die destructieve dingen die ik hiervoor gebruikte. Het is tijd voor stilte en rust. Ik mag leren genieten van mijn eigen gezelschap en ontdekken dat dat gezelschap stiekem best oké is. Ontdekken dat ik verdriet mag en kan hebben en dat dat ook weer voorbijgaat. Dat ik niet verdwijn in mijn verdriet, dat het komt én gaat. Net als wolken in de lucht.

Wat je van een depressie kunt leren

door Annelies Besse 27 mei, 2022
Van de fiets in een achtbaan
door Annelies Besse 14 apr., 2022
Gewoon verschrikkelijk boos
Meer posts
Share by: